Pacemaker en ICD implantatie en controle

Pacemaker

(Biventriculaire) pacemakerimplantatie

Het ritme waarmee het hart samenknijpt, oftewel de hartfrequentie, wordt vanuit de zogenaamde sinusknoop van het hart gereguleerd. Het elektrische signaal dat hierdoor ontstaat wordt eerst aan de boezems en vervolgens via een geleidingssysteem -de AV-knoop- doorgegeven aan de kamers van het hart. Als de sinusknoop niet goed werkt, kan het hartritme te snel of (met name) te langzaam worden: dit heet een impulsstoornis. Het elektrische geleidingssysteem van het hart kan ook minder goed werken: dit wordt een geleidingsstoornis genoemd.

Pacemaker

Een minder goed werkend geleidingssysteem kan leiden tot een traag hartritme, een bradycardie, of in sommige gevallen een hartstilstand. Een duizelig gevoel en flauwvallen kunnen hierbij voorkomen. Soms is dit een tijdelijk probleem, maar het kan ook blijvend zijn. Met een pacemaker kan het hartritme kunstmatig worden gestimuleerd en de geleiding worden overgenomen.

De draden van een pacemaker kunnen met de boezems en ook met de kamers van het hart verbonden worden. De pacemaker meet de elektrische activiteit en geeft zo nodig een elektrisch signaal af. Wanneer er sprake is van hartfalen en de kamers van het hart niet synchroon functioneren, kan door middel van twee draden (de biventriculaire pacemaker) naar beide hartkamers de pompkracht van het hart worden verbeterd. Deze wordt gebruikt bij de zogeheten resynchronisatie therapie (CRT).

De cardioloog bepaalt aan de hand van het aanwezige ritme of de geleidingsstoornis welk soort pacemaker voor u geschikt is

Voorbereiding

U wordt voor een pacemakerimplantatie twee dagen opgenomen in het ziekenhuis.

Wanneer u antistollingsmedicatie gebruikt, zoals Marcoumar en Sintrommitis, moet u de trombosedienst op de hoogte stellen van uw opname. De hoeveelheid bloedverdunners die u inneemt zal mogelijk moeten worden aangepast.

Op de dag zelf moet u nuchter zijn. Dit wil zeggen dat u tenminste vier uur voor het onderzoek niets meer mag eten of drinken. Meestal krijgt u ’s ochtends nog een licht ontbijt bestaande uit twee beschuitjes en een kopje thee.

De behandeling

Het plaatsen van de pacemaker vindt plaats op de Hartkatheterisatieafdeling. Als u op de behandeltafel ligt wordt u afgedekt met een steriel laken. Hier krijgt u ECG-stickers op uw borst geplakt zodat het hartritme in de gaten kan worden gehouden.

De pacemaker wordt meestal links of rechts onder de huid van de borstkas onder het sleutelbeen geplaatst. Deze plek wordt eerst gedesinfecteerd en daarna lokaal verdoofd. Via de bloedvaten in de borst worden eerst onder röntgendoorlichting de benodigde pacemakerdraden, de leads, naar het hart geleid. Vervolgens wordt de pacemaker onder de huid geplaatst en worden de draden vastgeschroefd. Hierna kan de wond worden dichtgehecht.

Het plaatsen van de pacemaker duurt ongeveer anderhalf uur. Voor een biventriculaire pacemaker, waarbij drie draden nodig zijn, is meer tijd nodig.

Na de behandeling

De pacemaker wordt vervolgens doorgemeten en daarna kunt u terug naar de afdeling. De volgende dag wordt de pacemaker nogmaals gecontroleerd en zal er een röntgenfoto worden gemaakt om de ligging te controleren en om te kijken of er geen complicaties zijn opgetreden.

U moet uw arm na de plaatsing gedurende zes weken zo min mogelijk belasten om de pacemaker en draden goed te laten hechten. Zwaar tillen is niet mogelijk en u mag de arm niet boven schouderhoogte gebruiken. De wond kan vaak nog pijnlijk aanvoelen en er kan een bloeduitstorting zichtbaar zijn.

Wanneer u naar huis gaat, moet u de wond de eerste tijd goed in de gaten houden. Als deze dik wordt, opengaat of ontsteekt moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Als u een pacemaker heeft blijft u regelmatig voor controle komen bij de pacemakertechnicus. Deze controleert of het apparaat nog goed werkt en de batterij nog voldoende energie heeft. Na ongeveer 6 tot 8 jaar is de batterij vaak op en moet de pacemaker vervangen worden.

Als u een pacemaker heeft moet u in het vervolg rekening houden met eventuele straling, zoals detectiepoortjes op een luchthaven. U mag geen MRI onderzoek meer ondergaan.

Overlast en complicaties

De pacemaker implantatie is een kleine operatieve ingreep. Door lokale verdoving is het onderzoek niet pijnlijk, u dient wel enige tijd stil te liggen. Tijdens het onderzoek kunt u overslagen van het hart voelen.

Na de implantatie kunt u de arm aan de zijde waar de pacemaker zit enige tijd niet gebruiken.

De risico’s van de ingreep zijn klein. Er bestaat een kans dat een klaplong, een pneumothorax, ontstaat. Dit wordt met een röntgenfoto gecontroleerd. Ook kan de pacemakerwond bloeden waardoor deze dik wordt of een grote bloeduitstorting veroorzaakt. Er is een kleine kans dat de pacemaker of wond ontsteekt waardoor er een extra behandeling met antibiotica nodig is en de pacemaker eruit moet. Tot slot kan ook het opvoeren van de pacemakerdraden voor enige schade aan de hart zorgen.

Als u zwanger bent, moet u dit van tevoren aangeven. Tijdens het ingreep wordt namelijk gebruik gemaakt van röntgenstraling die niet voor u schadelijk is maar wel voor het ongeboren kind.

Mocht u na het lezen van deze informatie nog vragen hebben, neemt u dan gerust contact met ons op.

ICD-implantatie

Een ICD is een inwendige hartdefibrillator. Wanneer er zich een kwaadaardige ritmestoornis van de kamers van het hart voordoet, wordt dit door de ICD waargenomen. Deze geeft vervolgens een schok af aan het hart waardoor de ritmestoornis wordt onderbroken en het eigen hartritme kan worden hersteld. Een hartstilstand door kamerfibrilleren, een veel voorkomende oorzaak, kan dan gereguleerd worden voordat er schade optreedt. 

Wanneer u een verhoogde kans heeft op het optreden van kamerritmestoornissen of wanneer u deze eerder heeft meegemaakt, komt u in aanmerking voor een ICD.

Implantatie van een ICD kan worden gecombineerd met een biventriculaire pacemaker. Er wordt in dat geval een extra pacemakerdraad geplaatst naar de linkerhartkamer om het synchroon samenknijpen van beide hartkamers te stimuleren en daarmee de pompkracht van het hart te verbeteren.

Voorbereiding

U wordt voor een ICD-implantatie twee dagen opgenomen in het ziekenhuis. Wanneer u antistolling gebruikt, zoals de medicijnen Marcoumar en Sintrommitis, moet u de trombosedienst op de hoogte stellen van uw opname. De hoeveelheid bloedverdunners die u inneemt zal mogelijk moeten worden aangepast.

Op de dag zelf moet u nuchter zijn. Dit wil zeggen dat u tenminste vier uur voor het onderzoek niets meer mag eten of drinken. Meestal krijgt u ’s ochtends nog een licht ontbijt bestaande uit twee beschuitjes en een kopje thee

De behandeling

Het plaatsen van de ICD vindt plaats op de Hartkatheterisatieafdeling. Als u op de behandeltafel ligt, wordt u afgedekt met een steriel laken. Hier krijgt u ECG-stickers op uw borst geplakt waarmee het hartritme in de gaten kan worden gehouden.

De ICD wordt meestal links of rechts onder de huid van de borstkas onder het sleutelbeen geplaatst. Deze plek wordt eerst gedesinfecteerd en daarna lokaal verdoofd. Via de bloedvaten in de borst worden eerst onder röntgendoorlichting de benodigde draden, de shock-leads, naar het hart geleid. Vervolgens wordt het ICD-kastje onder de huid geplaatst en de draden vastgeschroefd. Hierna kan de wond worden dichtgehecht. Het plaatsen van de ICD duurt ongeveer anderhalf uur. Voor een biventriculaire pacemaker, waarbij drie draden nodig zijn, is meer tijd nodig.

De ICD wordt vervolgens doorgemeten en de shockfunctie gecontroleerd. U wordt hiervoor kortdurend in slaap gebracht. Daarna kunt u terug naar de afdeling.

Na de behandeling

De dag na de implantatie wordt de ICD nogmaals gecontroleerd en zal er een röntgenfoto worden gemaakt om de ligging te controleren. Tevens wordt gekeken of er geen complicaties zijn opgetreden.

Uw arm dient u na de plaatsing gedurende zes weken zo min mogelijk te belasten om de pacemaker en draden goed te laten hechten. Zwaar tillen is niet mogelijk en u mag de arm niet boven schouderhoogte gebruiken. De wond kan vaak nog pijnlijk aanvoelen en er kan een bloeduitstorting zichtbaar zijn. Wanneer u naar huis gaat, moet u de wond de eerste tijd goed in de gaten houden. Als deze dik wordt, opengaat of gaat ontsteken, moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Als u een ICD heeft, blijft u regelmatig voor controle komen bij de pacemakertechnicus. Deze controleert of het apparaat nog goed werkt en de batterij nog voldoende energie heeft. Na ongeveer 5 jaar is de batterij vaak op en moet de ICD vervangen worden.

Als u een ICD heeft, moet u in het vervolg rekening houden met eventuele straling, zoals detectiepoortjes op een luchthaven.

Indien u een MRI-onderzoek moet ondergaan, dient u eerst met uw cardioloog te overleggen. 

U mag na een ICD-implantatie de eerste 2 maanden geen autorijden. Daarna moet uw rijbewijs opnieuw aangevraagd worden. Ook na elke afgegeven shock geldt dat u 2 maanden niet mag rijden. Beroepsmatig vervoer kan met een ICD slechts gelimiteerd plaatsvinden. 

Overlast en complicaties

De ICD-implantatie is een kleine operatieve ingreep. Door lokale verdoving is het onderzoek niet pijnlijk, u dient wel enige tijd stil te liggen. Tijdens het onderzoek kunt u overslagen van het hart voelen.

Na de implantatie kunt u de arm aan de zijde waar de ICD zit enige tijd niet gebruiken.

De risico’s van de ingreep zijn klein. Er bestaat de kans op een klaplong, een pneumothorax.  Dit wordt met een röntgenfoto gecontroleerd. Ook kan de wond bloeden waardoor deze dik wordt of een grote bloeduitstorting veroorzaakt. Er is een kleine kans dat de ICD of wond ontsteekt waardoor er een extra behandeling met antibiotica nodig is en het apparaat verwijderd moet worden. Tot slot kan ook het opvoeren van de draden voor enige schade aan de hart zorgen.

Als u zwanger bent, moet u dit van tevoren aangeven. Tijdens het ingreep wordt namelijk gebruik gemaakt van röntgenstraling die voor uzelf niet schadelijk is, maar wel voor het ongeboren kind.

Voor verdere informatie over de ICD kunt u terecht bij de Nederlandse Hartstichting of de Stichting ICD dragers Nederland (STIN).